Marnixring Leeuwercke Waregem

    Historiek Marnixring I MR Waregem I wie is wie I contact I informatie leden I terug


Georges Leroy prijs
______________

Georges Leroy

Georges Leroyprijs

Editie 2023

prijsuitreiking

Volwassenen

Jongeren

sfeerfoto's

--------------------------

overzicht voorbije Leroyprijzen

facebook

 

Dat ze je mist

De twee rijen forse platanen domineerden de brede laan, één aan elke kant van de straat, het leek wel een feeëriek schilderij. De herfst streek ‘s nachts met zijn penseel één voor één de bladeren in een ander kleur. Van een donkergroene tint liep het over alle mogelijk schakeringen tot het donkerbruine van een dor blad. Tel daarbij de lage ochtendzon die speels haar stralen door het resterende bladerdak stuurt en je weet dat het een mooie dag wordt vandaag. Het heet dan ook geen wonder dat we beiden in een vrolijke bui verkeren. Marie springt enthousiast in de grote stapels bladeren terwijl we ons een weg banen naar het bushokje.

Al vanaf het moment dat ik de voordeur in het slot trek, grijpt Marie mijn hand stevig vast, ze is vast bang mij te verliezen, denk ik bij mezelf. Terwijl we door de regenbui van vallende blaadjes lopen, telt ze luidop de dwarrelende boombladeren. “Dertien, veertien, zestien,…” Heimelijk moet ik even lachen. “Marie, je vergeet vijftien, meisje.” Op haar frisse gezichtje verschijnt een denkrimpel, om dan met een stelligheid die niet moet onderdoen voor de vastberadenheid van haar moeder te reageren: “Neen hoor papa! Jij hebt waarschijnlijk je oortjes niet goed open vanmorgen.” De ernstige blik verdwijnt en maakt plaats voor een uitbundige lach.

“Papaaa?” Aan de kleine vibrato in haar stem hoor ik dat ze wat bang is om de gedachte die al een tijdje op het topje van haar tong ligt te rijpen, uit te spreken. “Ja, mijn klein meisje?” Terwijl ik antwoord, voel ik mijn keel opdrogen. Zou ze dan toch? Maar het blijft stil terwijl we verder wandelen. De gedachte heeft blijkbaar nog wat tijd nodig. Doe maar, denk ik bij mezelf. Laat ze nog maar wat groeien, laat ze vorm aannemen, en stel dan maar je vraag. Kleine meisjes worden groot, soms uit zichzelf, soms gedwongen. “Niets, papa. Het zijn mooie blaadjes nietwaar? Nemen we er wat mee voor mama?” Een kleine glimlach speelt rond mijn lippen, eventjes maar. “Natuurlijk meisje, maar ik heb wel niets om ze weg te stoppen.” Ze stopt abrupt, alsof een onzichtbare muur haar de weg verspert. Weer die denkrimpel die haar mooie kleine gezichtje verduistert. En dan weer die glimlach. “Papa, we hebben toch die zak voor mijn werkjes?”

Ik lach luidop. Natuurlijk, de zak voor haar knutselwerkjes. Even sla ik gespeeld op mijn voorhoofd. “Natuurlijk, domme papa toch!” Haar gezicht klaart nu volledig op. Zelfs die kleine donkere walletjes, die onder haar stralende blauwe ogen terug te vinden zijn, lijken te verdwijnen. Ze wurmt haar armen uit de schouderriemen en laat de tas van haar rug glijden. Gehurkt zit ik naast haar op de stoep en kijk toe hoe ze de rits van het rugzakje driftig opentrekt. De plastic zak ritselt onder haar rusteloze, zoekende handen. Even belandt de appel op de grond naast haar bottines, samen met haar doosje koekjes. Het roze doosje, met de afbeelding van de stralende prinsesjes, steekt schril af tegen de grijze stoeptegels. Mijn horloge toont me dat we nog tijd genoeg hebben. Met een triomfantelijke zwaai trekt ze de felgele zak uit haar tas. Snel bergt ze de appel en de koekjes opnieuw op in de rugzak. Ze duwt in haar enthousiasme haar tas nogal hardhandig in mijn armen en ik wankel eventjes. “Papa, hoeveel blaadjes moet ik meenemen? En welke kleuren ziet mama graag?” “Mama zag graag rood.”: zeg ik en kijk afwezig op mijn horloge. Nog enkele minuten, nog tijd genoeg om haar de kans te geven de blaadjes uit te zoeken.
Ze houdt eentje op. “Deze niet hé papa, deze is niet mooi.” En met een afkeurend gezicht laat ze het grote platanenblad op de grond vallen. Ik schud ook afkerig met mijn hoofd. “Bah, neen, ziet er heel erg vies uit.” Als een eekhoorntje op zoek naar eikeltjes zie ik haar van plek naar plek wippen, bladeren keurend oppakken en in zichzelf mompelend beslissen of ze goed genoeg zijn om een plaatsje te verdienen in de gele zak. Aan het eind van de straat zie ik de bus onze kant oprijden.
“Marie, dat zijn er genoeg meisje, kom je? De bus is er.” Marie draait zich om en ziet hoe de bus naar de halte rijdt. Ik zwaai eventjes om de aandacht van de chauffeur te trekken. In een wip staat ze naast me. De deuren zwaaien sissend open. Zacht geef ik haar een bemoedigend duwtje. “Kom op. De bus wacht niet.” Met grote passen stapt ze de bus binnen. “Ik heb blaadjes gezocht voor mama.”:verkondigt ze met een luide stem aan de chauffeur. Die lacht door het vuile plexiglas. “Daar zal ze erg blij mee zijn.”: antwoordt hij met een knipoog. Ik knik instemmend en zwaai met mijn abonnement.
Met een ruk vertrekt de bus en ik grijp de dichtstbijzijnde stang om niet te vallen. Marie valt terug tegen mijn benen en kijkt lachend omhoog. “Dat was bijna op mijn poep, hé papa.” Met mijn vrije hand schud ik door haar haren. “Vooruit, zoek maar een vrije plaats.” Waggelend als een dronken matroos zie ik haar naar een zitplaats schuifelen. Lenig als een aapje kruipt ze in de stoel, even later volg ik en laat ik mij met een plof neerzakken. Zoals altijd op de bus kruipt ze in de holte onder mijn arm en ik neem haar stevig vast.

Stevig in haar linker vuistje vastgeklemd zit de gele plastic zak, gevuld met rode bladeren van de platanen. Buiten glijden de geparkeerde auto’s voorbij, en zien we mensen naar hun werk snellen. “Geef jij de blaadjes aan mama?” Ze vraagt het langs haar neus weg. Ik slik om de droge keel weg te krijgen. “Wil jij het dan niet doen meisje?” Ze schudt hard van nee. “Als ze te lang in de zak zitten dan gaan ze misschien kapot.” Weer die ijzersterke logica. Hoe kan je als vader nog trotser worden, vraag ik me af. “Goed dan, papa neemt ze mee en ik geef ze aan mama als ik langsga.” Ze knikt serieus en kijkt dan recht in mijn ogen. Haar blauwe kijkers blinken terwijl ze me star aankijkt. “Niet te lang wachten hé papa. Mama moet de mooie blaadjes krijgen.” “Doe ik meteen nadat ik je aan school heb afgezet. Beloofd.” Dan pas draait ze zich om.
“We knutselen vandaag op school iets voor jou, maar dat mag ik nog niet zeggen van de juf.” “Dan zal ik doen alsof je nog niets zei.” En ik stop snel mijn vingers in mijn oren. Ze richt zich op en trekt aan mijn handen om mijn oren weer vrij te maken. Haar rinkelende lach blijft hangen, en dan zonder waarschuwing: “Mama zegt dat ze me graag ziet. Dat is mooi hé papa, iemand graag zien.” Daar is hij weer die verdomde krop. Vier jaar en half, en dat zegt zo’n mooie dingen. “Ja, dat is mooi.” , weet ik er stotterend uit te krijgen. “Op de hele wereld is dat het mooiste dat er is.” Ze knijpt in mijn arm en snel verandert ze weer van onderwerp. “Het is een asbak in klei.” “Wat bedoel je meisje?” ik staar haar niet begrijpend aan. “Het knutselwerkje van vandaag.” “ Ah, nu begrijp ik het. Maar ik rook niet?” “De papa van Marthe en Juliette ook niet, maar de juf zegt dat je het dan maar als versiering moet gebruiken.”

“Duw jij op de bel?” Met wat moeite klimt ze op mijn schoot en vinden haar vingertjes de blauwe knop om de bus te stoppen. Met het topje van haar tong uit haar mond duwt ze moeizaam de knop in. “Kijk mijn school!” Enthousiast springt ze in het gangpad, net op het moment dat de bus stopt. De plotselinge stilstand verrast haar en ze valt voorover op haar knieën. De gele plastic zak tussen haar knieën en de grond. Verschrikt springt ze op en rukt de zak open. “De blaadjes papa, ze zullen allemaal kapot zijn.” De buschauffeur kijkt in zijn achteruitkijkspiegel en de blik in zijn ogen maant mij aan om uit te stappen. Met wat moeite hijs ik haar, terwijl ze luid protesteert, en alle tassen op mijn arm en stap af. De deuren sissen opnieuw en dan vertrekt de bus, hij laat ons achter in een wolk van uitlaatgassen. “Laat me los papa, ik wil naar de blaadjes kijken. “ Ze schreeuwt ondertussen. Voorbijgangers kijken nieuwsgierig naar ons om. Haar lieve gezichtje is één en al paniek en ze weent hartstochtelijk. Samen met haar open ik de zak. Alle blaadjes zijn ongedeerd. Snikkend valt ze in mijn armen. Zacht wrijf ik door haar haren. “De blaadjes zijn in orde,meisje.” “Ik was bang dat ze kapot waren papa.” Haar tranen dringen door de stof van mijn hemd. Ik hou haar stevig vast. Na een grote snik trekt ze zich terug. Met haar handjes wrijft ze de tranen weg en duwt ze de tas met bladeren in mijn handen. “Ik moet flink zijn. Goed voor de blaadjes zorgen hé papa. En aan mama geven!” zegt ze snikkend. “Ik beloof het meisje. En je bent een flinke meid. De aller- flinkste.” Ik knuffel haar en geef haar een zoen op haar natte wang. Dan vertrekt ze en kijk ik haar na terwijl ze de school inloopt.

Wat verder in de straat loop ik door een grote poort. De kasseien aan de ingang zijn nog nat van de ochtenddauw. Grote struiken en bomen staan kriskras door elkaar en ik wandel verder. De rust die hier heerst, kalmeert mij. De gele plastic zak met bladeren hou ik stevig vast in mijn knuist. De kasseiweg loopt uit in een smal paadje. Het grind dat er ligt, knerpt hard onder mijn zolen. En plots ben ik er, de grote verweerde engel wijst naar boven en kijkt nog steeds meewarig naar de toeschouwer onder hem. Daar tussen oude statige zerken, overwoekerd met klimop staat een nieuwe zerk. Ik open de zak en strooi de blaadjes in het rond. Een wervelwind van rode bladeren daalt op haar graf neer. Terwijl het laatste blaadje naar beneden dwarrelt,fluister ik zacht “Marie laat weten dat ze je mist.”

Naam: Laurent Coomans